Gerelateerde onderwerpen
meningitis (subacute & chronische -) | parasitaire herseninfectie | prionziekte | progressieve multifocale leucencephalopathie (PML) | rabies | subduraal empyeem
Inleiding
Een hersenabces is een intracerebrale collectie van pus. De symptomen kunnen zijn: hoofdpijn, lethargie, koorts, en focale neurologische tekorten. De diagnose wordt gesteld door contrast-verhoogde CT of MRI en soms cultuur. De behandeling is met antibiotica en meestal chirurgische drainage.
Een hersenabces is het gevolg van directe extensie van craniale infecties (bijv. osteomyelitis, mastoïditis, sinusitis, subduraal empyeem), penetrerende hoofdwonden (waaronder neurochirurgische procedures), hematogene verspreiding (bijv. in bacteriële endocarditis, congenitale hartziekte met rechts-links shunt, IV drugsmisbruik), of onbekende oorzaken.
De bacteriën die betrokken zijn, zijn meestal anaeroob en soms gemengd, waaronder vaak anaerobe streptokokken of Bacterioïden. Stafylokokken zijn gebruikelijk na een craniaal trauma, neurochirurgie, of endocarditis. Enterobacteriaceae zijn gebruikelijk binnen een oorbron. Fungi (bijv. Aspergillus) en protozoën (bijv. Toxoplasma gondii, vooral bij Hiv-geïnfecteerde patiënten) kunnen abcessen veroorzaken.
Een abces vormt zich wanneer een gebied van cerebrale ontsteking necrotisch wordt en ingekapseld wordt door gliacellen en fibroblasten. Oedeem rond de abcessen kan de intracraniële druk verhogen.
Symptomen
De symptomen zijn het gevolg van toegenomen intracraniële druk en het massa-effect. Hoofdpijn, nausea, braken, lethargie, aanvallen, persoonlijkheidsveranderingen, papilloedeem, en focale neurologische tekorten ontwikkelen zich gedurende dagen tot weken. Koorts, rillingen, en leukocytose kunnen zich ontwikkelen voordat de infectie ingekapseld wordt, en dan verdwijnen.
Wanneer de symptomen wijzen op een abces, wordt contrast-verhoogde CT of MRI gedaan. Een abces verschijnt als een oedemateuze massa met een ringvergroting, welke moeilijk te onderscheiden kan zijn van een tumor of soms een infarctie; cultuur en drainage kunnen noodzakelijk zijn. Een lumbaalpunctie wordt niet gedaan omdat het transtentoriële herniatie kan veroorzaken en omdat de CSF-bevindingen non-specifiek zijn.
Behandeling
Alle patiënten krijgen antibiotica gedurende ≥ 4 tot 8 weken. Initiële empirische antibiotica omvatten cefotaxime 2 g IV q 4 uur of ceftriaxon (Rocephin®) 2 g IV q 12 uur; beide zijn effectief tegen streptokokken, Enterobacteriaceae, en de meeste anaëroben maar niet tegn Bacteroides fragilis, waarvoor metronidazol (Flagyl®) 7.5 mg/kg IV q 6 uur nodig is. Als Staphylococcus aureus vermoed wordt, wordt vancomycine (Vancocin®) 1 g q 12 uur gebruikt totdat de sensitiviteit voor nafcilline (2 g q 4 uur) bepaald is. Respons op antibiotica wordt het best gecontroleerd door seriële CT of MRI. Drainage, stereotactisch of open, biedt optimale therapie en is noodzakelijk voor de meeste abcessen die solitair zijn en chirurgische bereikbaar, vooral die van > 2 cm in diameten. Patiënten met verhoogde intracraniële druk kunnen baat hebben bij een korte behandeling met een hoge dosis corticosteroïden. Anticonvulsiva worden soms aanbevolen om aanvallen te voorkomen.
Bron
- M. Donaghy. Brain's Diseases of the Nervous System. 12th edition. Oxford University Press (USA).
- J. Biller. Practical Neurology. 3rd edition 2008. Lippincott Williams & Wilkins.
- C. Clarke, R. Howard, M. Rossor, S.D. Shorvon. Neurology: A Queen Square Handbook. 1st edition 2009. Wiley-Blackwell.