Gerelateerde onderwerpen
peutz-jeghers syndroom | von hippel-lindau | MEN-I
Inleiding
Colorectaal carcinoom (CRC) komt in Nederland wat betreft incidentie bij mannen op de derde plaats (na long- en prostaatcarcinoom), met ruim 5100 patiënten per jaar en bij vrouwen op de tweede plaats (na mammacarcinoom), met ruim 4700 patiënten per jaar. Diagnostiek, behandeling en follow-up van colorectaal carcinoom vinden zowel in algemene, academische als in categorale ziekenhuizen plaats.
Ongeveer 5% van alle gevallen van CRC is erfelijk bepaald. Hoewel erfelijke tumoren daarmee een relatief klein onderdeel uitmaken van alle gevallen van CRC, gaat het in deze richtlijn niettemin over grote groepen patiënten. Dat komt in de eerste plaats door de hoge frequentie van CRC, waardoor 5% toch een groot aantal patiënten en familieleden betreft. Belangrijker is echter, dat de vraag naar erfelijke aanleg bij ongeveer 15-20% van alle gevallen van CRC aan de orde komt, door een jonge leeftijd van diagnose (< 50 jaar) en/of door een positieve familie-anamnese voor darmkanker. Ook bij 'familiair colorectaal carcinoom' is er een verhoogde kans op de aandoening voor gezonde verwanten. Tenslotte is een grote groep patiënten onder controle wegens adenomateuze darmpoliepen; colorectaal carcinoom ontstaat meestal uit het voorstadium van een adenomateuze poliep. Zowel adenomateuze poliepen als colorectaal carcinoom komen familiair voor.
Links naar Richtlijn erfelijk coloncarcinoom | |
Algemeen erfelijk darmkanker | Surveillance |
Lynch syndroom | Behandeling |
Familiair colorectaal carcinoom | Organisatie |
Adenomateuze polyposis coli | Voorlichting |
Diagnostiek | Referenties |
Bron
www.oncoline.nl