Gerelateerde onderwerpen
Inleiding
In Nederland krijgt ruim 3% van alle mannen die kanker krijgen maagcarcinoom (Nederlandse Kankerregistratie 2005). Voor vrouwen ligt dat percentage lager: ongeveer 2%. Maagcarcinoom was vele jaren lang de meest voorkomende vorm van kanker in Nederland. De kans op maagcarcinoom neemt al een aantal decennia af. De ziekte treft in Nederland jaarlijks ongeveer 2.000 patiënten, 1250 mannen en 750 vrouwen. In totaal krijgt 1 op de 70 mannen en 1 op de 110 vrouwen maagcarcinoom. Het aantal personen dat per jaar ten gevolge van maagcarcinoom overlijdt bedraagt ongeveer 1500. Bij mannen komt maagcarcinoom het meest voor tussen de 60-75 jaar. De meeste vrouwen met maagcarcinoom zijn 75 jaar en ouder.
Screening
Aanbeveling
- Er is geen reden voor screening van de bevolking op maagcarcinoom.
- Voor screening van risicogroepen zoals patiënten met een maagresectie of achloorhydrie zijn onvoldoende argumenten.
Uitgaande van de zoekvraag in het literatuuronderzoek naar de waarde van screening op maagcarcinoom valt allereerst op, dat er geen RCT's en zelden CT's bestaan, waarin ondubbelzinnig een antwoord kan worden gegeven op deze vraag. Gezien de multifactoriële etiologie van het maagcarcinoom wekt dat geen verbazing. De literatuur over dit onderwerp gaat vrijwel altijd over de intestinale vorm van maagcarcinoom. Als er in de tekst sprake is van de diffuse vorm (zegelring) van maagcarcinoom, dan wordt dit vermeld.
Algemene risicofactoren
- Leeftijd en sexe: gemiddelde leeftijd > 55 jaar, geen sexe verschillen voor maagcarcinoom.
- Tabak: lijkt de incidentie van maagcarcinoom te verhogen
- Alcohol: verhoogt de incidentie van het maagcarcinoom
- Body Mass Index: geen relatie met maagcarcinoom.
- Voeding: er bestaat een complexe relatie tussen het voedingspatroon en optreden van maagcarcinoom; een van de meest overtuigende bewijzen van een relatie is het epidemiologische gegeven, dat nakomelingen van Japanners die emigreerden naar de Verenigde Staten binnen twee generaties een sterk dalende incidentie hadden van maagcarcinoom en een stijgende incidentie van coloncarcinoom. Een lager risico wordt vooral toegeschreven aan een hoge inname van plantaardige producten en fruit en een lage inname van dierlijke voedingsstoffen.
Predisponerende condities
- Maagresectie in de voorgeschiedenis
- Achloorhydrie
- Helicobacter pylori (Hp) infectie
- Erfelijke predispositie
-
Maagresectie in de voorgeschiedenis
Een eerdere maagresectie geeft een hoger risico op een zogenaamd stompcarcinoom. In een meta-analyse van 22 studies werd gevonden dat patiënten na een maagresectie een RR hadden van 1.66 (b.h.i. 1.54-1.79) op het ontwikkelen een stompcarcinoom. Het risico op het ontwikkelen van een stompcarcinoom stijgt met het verstrijken van de tijd na operatie, en is verhoogd na een maagresectie in verband met een maagzweer. Er zijn tegenstrijdige bevindingen over het risico op het ontwikkelen van een maagcarcinoom na een resectie in verband met een duodenumzweer.
-
Achloorhydrie
De relatie tussen achloorhydrie leidend tot pernicieuze anemie en vervolgens maagcarcinoom is aangetoond in verschillende studies waarbij landelijke data over ontslagdiagnoses voor pernicieuze anemie worden gekoppeld aan landelijke kankerregistraties. Voor Zweden werd gevonden dat patiënten die tussen 1965 en 1999 een ziekenhuisopname hadden gehad in verband met pernicieuze anemie (n=21256) een gestandaardiseerde incidentie ratio hadden van 2.4 (95% b.h.i. 2.1-2.7) voor het ontwikkelen van een maagcarcinoom distaal van de cardia in vergelijking met de algemene populatie. In een soortgelijke analyse voor Denemarken werd bij een cohort van 5072 patiënten die tussen 1977 en 1989 een ziekenhuisopname hadden gehad voor pernicieuze anaemie ook een tweevoudig verhoogd risico gevonden (RR 2.4, 95% b.h.i. 1.7-3.1) in vergelijking met de algemene bevolking.
-
Helicobacter pylori (Hp) infectie
De aanwezigheid van Hp in de maagmucosa geeft een 2-3voudig verhoogd risico op maagcarcinoom. Hp infectie is zowel met diffuus als intestinaal carcinoom geassocieerd. In de Westerse wereld speelt met name de CagA soort een rol. Dat eradicatie van Hp infectie het risico op maagcarcinoom doet dalen is niet aangetoond, maar wel kan eradicatie er toe bijdragen dat metaplasie en dysplasie een halt wordt toegeroepen. Het screenen op Hp infectie zou moeten gebeuren in een hoogrisico populatie, maar deze is nog niet goed gedefinieerd. Nederland behoort niet tot de landen met een hoogrisico populatie. Bevolkingsonderzoek op Hp infectie is daarom niet aangewezen. Wel lijkt het aangewezen een aangetoonde Hp infectie te behandelen.
-
Erfelijke predispositie
Maagcarcinoom toont soms een clustering in families, hetgeen een indicatie is, dat erfelijkheid een risicofactor kan zijn. Maagcarcinoom kan onderdeel uitmaken van het Lynch syndroom, waarbij er een Mismatch Repair Defect bestaat door mutaties in een van de MMR genen. Zeldzamer nog is de autosomaal dominant overervende E-cadherine mutatie, die in aangedane families leidt tot een hoog risico (lifetime > 70%) op een diffuus groeiend zegelringcarcinoom. Zie hiervoor ook de richtlijn Familiair/Hereditair Maagcarcinoom.
Screening op maagcarcinoom
Screening op maagcarcinoom valt uiteen in twee soorten: i) screening van de bevolking en
ii) screening van risicogroepen
- Screening van de bevolking
Voor bevolkingsonderzoek is de spontaan teruglopende incidentie en mortaliteit een belangrijke reden om niet te gaan screenen. Bovendien voldoet maagcarcinoom niet aan de criteria van Wilson en Junger. Primaire preventie kan bestaan uit het propageren van een gezonde leefwijze, bestaande o.a. uit niet-roken, matige alcohol consumptie en een voedingpatroon met een ruime inname van vezels, groenten en fruit. - Screening van risicogroepen
Er is geen bewijs voor het screenen van risicogroepen behalve voor de erfelijke vormen van maagcarcinoom, die grotendeels worden bepaald door een autosomaal dominante overerving. Indien geindiceerd zou screening bij deze groepen 1x per jaar moeten plaatsvinden.
Richtlijn Maagcarcinoom |
Bron
www.oncoline.nl