Gerelateerde onderwerpen
Inleiding
In 2006 werden in Nederland ongeveer 1750 nieuwe patiënten met een pancreascarcinoom gediagnosticeerd. De incidentie is leeftijdsafhankelijk en varieert van 0,5 - 3,6 per 100.000 voor personen jonger dan 50 jaar tot 55,9 - 89,2 per 100.000 voor personen ouder dan 75 jaar.
Zonder therapie is de mediane overleving na diagnose 4 tot 6 maanden. Indien er een in opzet curatieve resectie verricht kan worden, is de 5-jaars overleving 10 à 20%. Het percentage patiënten dat bij presentatie in aanmerking komt voor een resectie met curatieve intentie is met 20% echter laag. De diagnostiek is niet alleen gericht op het stellen van de diagnose maar ook om in een vroeg stadium te bepalen of een in opzet curatieve behandeling mogelijk is (stadiëring). Blijkt een resectie met curatieve intentie niet mogelijk te zijn, dan moet de juiste palliatieve behandeling geadviseerd worden. Palliatie betreft bij deze patiënten vooral biliaire en gastro-intestinale obstructie klachten, maar ook pijnklachten. De palliatieve behandelmogelijkheden kunnen variëren van een bypass-operatie of endoscopische drainage tot chemo- of radio(chemo)therapie, pijnblokkade, medicamenteuze pijnbehandeling en voedingsadviezen.
Screening
Bij hereditaire pancreatitis is er een verhoogd risico op pancreascarcinoom. Vanwege het ontbreken van een doelgroep en een goede screeningstechniek is screening niet zinvol.
Richtlijn Pancreascarcinoom |
Bron
www.oncoline.nl