Gerelateerde onderwerpen
Inleiding
Kanker van de hypofarynx is in Nederland zeer zeldzaam. Cijfers van de Nederlandse Kankerregistratie over de periode 1989-2001 wijzen uit dat slechts 0,23% (mannen: 0,36%; vrouwen: 0,10%) van alle nieuw geregistreerde maligniteiten in de hypofarynx is gelokaliseerd. Het aandeel van het hypofarynxcarcinoom op het totaal van de hoofd-halstumoren bedraagt 6,7% (mannen 7,4%; vrouwen 5,0%). Ook in de meeste andere landen is kanker van de hypofarynx zeldzaam. De incidentie in Nederland is vergelijkbaar met die in andere landen in Noordwest-Europa en bij blanken in Noord-Amerika.
Bij maligniteiten van de hypofarynx in Nederland was gedurende de periode 1989-2001 in meerderheid (94%) van de gevallen sprake van een plaveiselcelcarcinoom (verder genoemd 'hypofarynxcarcinoom'). De overige maligniteiten waren ongedifferentieerde en sarcomatoïde carcinomen (3,5%), adenocarcinomen (1%), mesenchymale tumoren (0,4%) en tumoren zonder pathologische bevestiging (0,7%).
Incidentie
In Nederland waren er in de tweede helft van de jaren '90 ongeveer 160 nieuwe patiënten per jaar met een hypofarynxcarcinoom. De verwachting is dat er in 2005 ongeveer 190 nieuwe patiënten zullen zijn, waarvan 150 mannen en 40 vrouwen. In de periode 1989-2001 groeide het incidentiecijfer landelijk met 2% per jaar (mannen: 1,5% per jaar; vrouwen: 3,5% per jaar). Ondanks de snellere groei van het incidentiecijfer bij vrouwen, vormen mannen nog steeds het overgrote deel van de nieuw gediagnosticeerde patiënten. Als het incidentiecijfer het komende decennium in hetzelfde tempo blijft stijgen, dan zijn er in 2015 ongeveer 300 nieuwe patiënten (220 mannen en 80 vrouwen), tegen ongeveer 225 (175 mannen en 50 vrouwen) als het incidentiecijfer het komende decennium stabiel blijft.
Het hypofarynxcarcinoom komt het meest voor in de sinus piriformis, namelijk in ruim tweederde van de gevallen. Lokalisaties in de postcricoïdregio en/of hypofarynxachterwand zijn verantwoordelijk voor 6%, respectievelijk 10% van het totaal. In 15-20% van de gevallen is geen sublokalisatie bekend, onder andere omdat de tumor meerdere sublokalisaties omvat en/of het punt van oorsprong niet te achterhalen valt.
Ongeveer 80% van alle patiënten met een hypofarynxcarcinoom is tussen de 45 en 75 jaarHypofarynxcarcinomen zijn vaak in een ver gevorderd stadium als de diagnose wordt gesteld: in tweederde van de gevallen (mannen 70%; vrouwen 62%) is er sprake van stadium IV (uitbreiding in aangrenzende structuren, grote of meerdere metastasen in halsklieren en/of metastasen op afstand). In ongeveer eenderde van de gevallen is er sprake van gelokaliseerde ziekte (stadium I-III). Kijkend naar de sublokalisaties van de hypofarynx is de stadiumverdeling van het hypofarynxachterwandcarcinoom relatief gunstig (stadium I: 16%; stadium II: 13%; stadium III: 14%; stadium IV: 53%). De mediane leeftijd is 61 jaar bij mannen en 62 jaar bij vrouwen. Boven de 75 jaar zijn er in verhouding meer vrouwen dan mannen met een hypofarynxcarcinoom. De jongste patiënt in de periode 1989-2001 was 23 jaar, de oudste 95 jaar.
Prevalentie
Er zijn geen landelijke prevalentiecijfers en overlevingscijfers. Het gestandaardiseerde 15-jaarsprevalentiecijfer bedroeg op 1 januari 2003 in Noord-Holland/Flevoland ongeveer 3 per 100.000 (mannen 4,4; vrouwen 1,9), tegen een 28-jaarsprevalentie van 2 (mannen 3,3; vrouwen 0,8) in de regio Eindhoven op 1 januari 1998. Op basis van deze cijfers kan de prevalentie in Nederland geschat worden op 400-450 personen op 1 januari 2005.
Overleving en sterfte
Overlevingscijfers van de IKA kankerregistratie (Noord-Holland/Flevoland) laten zien dat de 5-jaarsoverleving van patiënten met hypofarynxcarcinoom 31% bedraagt, het overeenkomstige cijfer van de IKZ kankerregistratie (regio Eindhoven) bedraagt 21% .
De overlevingskansen van patiënten met hypofarynxcarcinoom nemen af met de leeftijd (5-jaarsoverleving voor de jongste groep 48%, tegen 18% in de oudste groep) en met het toenemen van het stadium: rond 70% 5-jaarsoverleving in stadium I en II, ongeveer 50% in stadium III en 20% in stadium IV. De 5-jaarsoverleving is voor alle sublokalisaties ongeveer gelijk.
Het CBS registreerde in Nederland een stijging van het gestandaardiseerde sterftecijfer van kanker van de hypofarynx in de periode 1989-2003 met gemiddeld 1% per jaar, zowel bij mannen als bij vrouwen. Omdat een deel van de sterfte ten gevolge van het hypofarynxcarcinoom is gerubriceerd onder 'farynx, niet nader omschreven', geven deze CBS-cijfers echter een incompleet beeld van de sterfte ten gevolge van het hypofarynxcarcinoom in Nederland. In plaats van een geregistreerd aantal van 50-60 per jaar kan op basis van de overlevingscijfers het aantal sterfgevallen ten gevolge van het hypofarynxcarcinoom in Nederland geschat worden op ruim 100 per jaar.
Richtlijn Hypofarynxcarcinoom |
Bron
www.oncoline.nl