Gerelateerde onderwerpen
Inleiding
Inflammatoire darmziekte oftwel inflammatoire bowel disease (IBD) is een verzamelnaam voor chronische, idiopathische, inflammatoire darmziekten zonder aanwijsbare pathogene micro-organisme als oorzaak. De 2 belangrijkste typen van IBD zijn colitis ulcerosa (CU) en Crohn's Disease (CD). Een minder bekend type is Inderminate Colutis (IC). Het betreft waarschijnlijk auto-immuunziekten, waarbij antistoffen geproduceerd worden tegen het eigen darmkanaal. Zoals de naam al suggereert is CU beperkt tot het colon, terwijl CD in elk segment van het gastro-intestinaal stelsel kan voorkomen (van de mond tot aan de anus). Hoewel CU en CD significante verschillen hebben, zijn de meeste van de medicamenteuze behandelingen voor beide ziekten gelijk, alhoewel de laatste jaren andere therapie-strategien worden gehanteerd. Beide ziekten hebben ook gemeenschappelijke extra-intestinale afwijkingen. Beide ziekten worden gekenmerkt door opflakkeringen (actieve ziekte) en asymptomatische perioden (remissie). In de meeste gevallen komt de intensiteit van de symptomen overeen met de activiteit van de ziekte. De ziekten ontstaan meestal tussen het 15-ste en 35-ste jaar, maar in principe is iedere leeftijd mogelijk. Bij 2–5% komt een chronische inflammatoire darmaandoening familiair voor; echter de soort aandoening hoeft binnen een familie niet dezelfde te zijn! De incidentie van CU en CD in Noord-Europa is respectievelijk 12 en 7 gevallen per 100.000 mensen per jaar.
Pathofysiologie (Crohn versus Colitis Ulcerosa)
De pathofysiologie van IBD wordt actief onderzoek. De gemeenschappelijk pathway is de ontsteking van het slijmvlies van de bekleding van de maagdarmtractus, waardoor ulcera, oedeem, bloedingen, dehydratie en elektrolytenverlies kunnen optreden. Personen met IBD hebben mogelijk een genetische aanleg voor de ziekte. De triggerende activering van het immuunrespons is tot op heden nog niet geïdentificeerd. Mogelijke factoren die hierbij een rol spelen zijn i) (onbekende) pathogene organismen, ii) een immuunrespons op een intraluminaal antigen, of iii) een auto-immuunrespons op een antigen van het intestiale epitheel. Veel onderzoek is verricht naar de potentiële genen die geassocieerd zouden zijn met IBD. Een van eerste afwijkingen werd ontdekt op chromosoom 16 (IBD1 gen). Dit heeft geleid tot de identificatie van het NOD2-gen (ook bekend als CARD15) dat beschouwd wordt als het eerste gen dat duidelijk geassocieerd is met IBD. Tevens zouden er IBD-gevoelige genen op de chromosomen 5 (5q31), 6 (6p21) en 19 (19p) zitten. NOD2 / CARD15 is een polymorf gen dat betrokken is bij het immuunsysteem en heeft meer dan 60 varianten. Drie van deze varianten speelt een rol bij 27% van de patiënten met de ziekte van Crohn, en dan met name bij bij patiënten waarbij de ziekte gelokaliseerd is op het terminale ileum. Een belangrijk punt met betrekking tot al deze IBD-genen, is dat ze permissief zijn dwz. de ziekte manifest hoeft te worden ondanks de aanwezigheid van het gen. IBD heeft duidelijk een familiale neiging. Een ouder met IBD heeft ongeveer 4% kans dat zijn/haar kind ook IBD heeft. 10-25% IBD-ers heeft een eerstegraad familielid met de ziekte. Onderzoek met monozygous tweelingen studies heeft aangetoond dat er een hoge concordantie bestaat voor de ziekte van Crohn, maar in mindere mate voor CU. De inflammatoire, mucosale veranderingen bij IBD zijn aspecifiek, en zijn vergelijkbaar met ontstekingen elders in het lichaam. Vele ontstekingsmediatoren zijn inmiddels geïdentificeerd. Antistoffen tegen deze mediatoren zijn potentiele geneesmiddelen voor de behandeling van IBD.
Incidentie
Ongeveer 1 miljoen mensen in de Verenigde Staten hebben CU of CD. Vóór 1960 was de incidentie van CU verscheidene malen hoger dan dat van CD. De meest recente gegevens wijzen erop dat de huidige incidentie van CD die van CU benadert, hoewel deze verandering kan samenhangen met een betere erkenning en diagnose van CD. De incidentie van CU en CD in de Verenigde Staten is respectievelijk is 7,3 en 5,8 gevallen per 100.000 mensen per jaar. De prevalentie van CU en CD bedraagt respectievelijk 116 en 133 gevallen per 100.000 mensen. De prevalentie van IBD bij Amerikanen van Afrikaanse afkomst wordt geschat op hetzelfde als de prevalentie onder Amerikanen van Europese afkomst. De prevalentie is lager bij de Amerikanen van Aziatische en Hispanic afkomst. De incidentie van IBD is het hoogste in de ontwikkelde landen en het laagst in de onderontwikkelde regio's van de wereld. De incidentie van CU en CD in Noord-Europa is respectievelijk 12 en 7 gevallen per 100.000 mensen per jaar. In koudere klimaten en stedelijke gebieden is het percentage IBD-ers groter dan in warmere klimaten en plattelandsgebieden.
Ras
De incidentie van IBD is het hoogste onder de joodse bevolking, gevolgd door de niet-joodse, blanke bevolking. Meer recente gegevens suggereren dat de incidentie in de niet-joodse, zwarte en Spaanstalige bevolking toeneemt. De Amerikaanse joodse bevolking heeft een van de hoogste prevalenties van IBD, ie. 4-5 maal die van de algemene bevolking.
Geslacht
De man-vrouwverhouding is ongeveer gelijk voor CU en CD.
Leeftijd
IBD wordt het vaakste gediagnosticeerd bij jong volwassenen (dwz. tussen 15-40 jaar). 10% van de IBD-ers is jonger dan 18 jaar.
Klinisch beloop
- De klinische manifestaties van IBD hangen in het algemeen af van het aangedane darmtraject.Patiënten met CU of CD hebben vaak bloederige diarree en gaat soms gepaard met tenesmus. Vaak is er buikpijn en diarree aanwezig en soms een darmobstructie. Een verscheidenheid aan intestinale en extra-intestinal afwijkingen kan bij beide worden waargenomen. Voor een uitgebreid overzicht betreffende: Crohn en CU (PDF-file).
- Colitis ulcerosa
- Klassieke tekens van CU zijn diarree met occult of helder bloedverlies en vermoeidheid (tgv. gewichtsverlies en anaemie). Peri-anale fistel komen bij CU eigenlijk niet voor. Peri-anale abcessen echter wel. Pijn is zeldzaam, maar kan optreden.
- Diagnose kan endoscopisch of radiologisch worden gesteld. Met contrast inlooponderzoeken blijkt doorgaans het verlies van het normale mucosale patroon. Bij eer geavanceerde ziekte is er verlies van de haustrae van het colon.
- Coloscopie demonstreert dat het rectum vrijwel altijd betrokken is. De ziekte kan beperkt zijn tot het rectum (proctitis), tot en met het rectum, sigmoideum en colon descendens (linkszijdige CU) of het gehele colon kan aangedaan zijn (pancolitis). Bij CU is enkel het colon betrokken, en geen andere delen van het GI-stelsel (itt. Crohn!). Een colectomie is een curatieve ingreep (itt. Crohn!).
- Ziekte van Crohn
- De meest typische symptomen van de ziekte van Crohn zijn buikpijn en diarree. Niet zelden, is de diagnose Crohn gemist, en is de patiënt langdurig op een zijspoor gezet onder de noemer "prikkelbare darmsyndroom (IBS)". Pijn is met name aanwezig, indien er sprake is van een obstructie. De pijn kan bijna overal zitten, maar de klassieke locatie het rechter onderkwadrant van het abdomen (dd. appendicitis acuta). Vermoeidheid wordt veroorzaakt door langdurige ontsteking en/of anaemie. Occult bloedverlies, lage koorts en vermoeidheid (tgv. gewichtsverlies en anaemie) komen bij de meeste Crohn patiënten voor. Groeivertraging kan bij kinderen de enige manifestatie van Crohn zijn.
- Peri-anale fistels komen bij 20% voor. Aangezien een rectaal toucher niet-bepaald betrouwbaar is, dient de work-up te bestaan uit een MRI. Eventueel gesupplementeerd met een endo-echo en/of onderzoek onder narcose.
- Peri-anale abcessen dienen gedraineerd te worden middels een Seton en met antibiotische ondersteuning (Flagyl + Cipro).
- De diagnose kan radiologisch worden gesteld. Een barium coloninloop onderzoek is behulpzaam bij de evaluatie van colonlaesies (darmwandrigiditeit, pseudodivertikels, fistels en submicosale oedeem). Dit onderzoek is niet-invasief en wordt meestal goed verdragen door de patiënt. Bij een terminale ileitis, kan het voorkomen dat m.b.v. dit onderzoek het distale ileum niet gevisualiseerd kan worden door een spasme van de valvula Bauhini. Oedeem en ulceratie van het slijmvlies in de dunne darm wordt weergegeven als een verdikking en vervorming van de valvulae. Edema of the deep layers of the bowel wall results in separation of the barium-filled bowel loops. Oedeem van de diepe lagen van het colon resulteert in de scheiding van de colonloops die gevuld zijn met barium. Diepe ulceraties worden radiologisch manifest als zogenaamde "cobble stones". Een ileitis kan zich tevens manifesteren als een muizenstaart t.g.v. een spasme of, meer zelden, lumenvernauwing door fibrotische strictuurvorming. Fistels kunnen aan het licht gebracht worden door bariumcontraststudies, of door het opspuiten van het fisteltraject vanaf de externe opening.
- Uit coloscopy blijkt dat het rectum vaak wordt gespaard en dat, indien het colon erbij betrokken is, dit meestal het colon ascendens betreft. Bij 90% van de Crohn patiënten is het terminal het ileum en/of colon ascendens betrokken. Bij 20% van pediatrische Crohn patiënten is de ziekte beperkt tot de dunne darm. Heel zeldzaam, is Crohn in de maag/duodenum gesitueerd, en manifesteert zich klinisch als een schijnbaar therapie-resistent peptisch ulcus.
- Intestinale complicaties
- Stricturen en obstructies zijn niet ongebruikelijk bij personen met Crohn en genezen meestal (intermittent). Stricturen met inflammatoire basis die obstructie veroorzaken, genezen meestal met medicamenteuze therapie. Echter, indien de stricturen verlittekend zijn, dan zal de obstructie vaak chirurgische interventie nodig hebben. Bij CU echter, wordt een strictuur beschouwd als maligne totdat het tegendeel is bewezen. Kortom, bij CU-stricturen is geen plaats voor een conservatief beleid en dient een resectie uitgevoerd te worden.
- Peri-anale fistels en ziekte zijn niet ongebruikelijk bij personen met de ziekte van Crohn en kunnen therapie-resistent zijn. Chirurgische interventie is vaak nodig voor peri-anale fistels, maar bespreek duidelijk met patiënt dat er een hoge recidiefkans is .
- Het toxisch megacolon is een levensbedreigende complicatie van CU en vereist dringende chirurgische ingreep indien patiënt binnen 48 uur niet opknapt met medicamenteuze therapie.
- Voordat de diagnose CU gesteld kan worden, dient een infectieuze colitis uitgesloten te worden. Middels een eenvoudige faeceskweek kan pseudo-membraneuze colitis (Clostridium difficile) gediagnosticeerd en vervolgens met Flagyl (500 mg 3 x dgs p.o. durante 2 weken) adequaat behandeld worden. Echter, bij patiënten met langdurige CU, kan er superinfectie optreden van commensalen.
- Maligniteit is de meest gevreesde lange-termijn complicatie van CU. Het risico op het ontwikkelen van een coloncarcinoom voor personen met CU begint, ca. 8-10 jaar na de diagnose, aanzienlijk te stijgen boven dat van de algemene populatie. Ter screening wordt elke 2 jaar een coloscopie aanbevolen ( vanaf 8 jaar na de diagnose). Het risico op het ontwikkelen van een coloncarcinoom bij personen met CD is gelijk aan dat van personen met CU indien het gehele colon is aangedaan (pancolitis Crohn). Screening kan dan ook voor deze patiënten nuttig zijn. Het risico op het ontwikkelen van dunne darmkanker bij CD is is verhoogd in vergelijking met de normale bevolking. Echter, de kans dat de tumor zich in een ontstoken gebiekd ontwikkelt is net zo groot als in gezond gebied. Screening wordt niet geadviseerd.
- Extra-intestinale complicaties:
- Geassocieerd aan de activiteit, dwz deze verschijnselen lopen meestal parallel aan het beloop van de IBD-activiteit en verdwijnen meestal wanneer de ziekte onder controle is gebracht.
- Huidafwijkingen. Erythema nodosum is een pijnlijke, purperen laesie op de voorste oppervlak van het scheenbeen en is sterk gecorreleerd aan de activiteit van IBD.
- Perifere arthritis. De perifere arthritiden variëren met de activiteit van de onderliggende IBD, komen bij ca. 10% van de patiënten met IBD voor, betreffen geen destructieve artritiden en patiënten hebben seronegatieve bevindingen voor reumatoïde factor. De perifere artritis is meestal asymmetrisch en kan mono- of poly-articulair zijn.
- Mondulcera (behandel met topsische corticosteroïden).
- Oculaire afwijkingen: episcleritis, recidiverende iritis (uveïtis). Behandeling van deze complicaties vereist vaak een hoge dosis systemische steroïden of met infliximab. Indien onbehandeld dan kan dit tot een aanzienlijk visieverlies leiden.
- Thrombo-embolie (TIA/CVA,longembolie, DVT en retinale thrombi). Een hypercoagulable staat is geassocieerd bij IBD. Naar schatting zou dit bij 30% van de IBD-ers voorkomen. g
- Anaemie. Bij IBD kan kan er sprake zijn van 2 soorten anaemies: i) ferriprieve anemie secundair aan bloedverlies, of ii) anaemie secundair aan een chronische ziekte. Normaliter wordt Fe++ geabsorbeerd door het duodenum. Bij Crohn patiënten waarbij het duodenum is aangedaan, zal de Fe-absorbtie verstoord zijn, en dus ferriprieve anaemie in de hand werken.
- Niet-geassocieerd aan de activiteit:
- Huidafwijkingen. Pyodermie gangrenosum itt. erythema nodosum, is niet-geassocieerd aan de ziekte-activiteit van IBD. De huidbeschadiging begint als een huidontsteking, variërend van 1 tot enkele centimeter in doorsnede, en vordert tot een ulcus. Dit proces kan maanden duren. Potentiele behandelingen zijn dapson, metronidazol (MetroGel), cyclosporine en infliximab. e pyoderma gangrenosum. Chirurgische verwijdering van de zieke darm geeft geen verbetering van de pyoderma gangrenosum.
- Centrale arthritis. De centrale artritis geassocieerd met IBD bestaat uit spondylitis ankylosans en sacro-iliitis. Komt bij ongeveer 5% van de patiënten met IBD (vaak ziekte van Crohn) voor en is meestal onafhankelijk van de ziekte-activiteit. Ze is vaak geassocieerd met HLA-B27.
- Leverenzymafwijkingen, pericholangitis, scleroserende cholangitis (mn. CU-gerelateerd!) , chronische actieve hepatitis, levercirrose en cholecystolithiasis (mn. Crohn-gerelateerd). Het cholangiocarcinoom is een zeldzame complicatie van een scleroserende cholangitis.
- Nephrolithiasis (mn. bij Crohn)
- Amyloidosis
Oorzaken
- De oorzaken van IBD zijn op dit moment onbekend ( zie pathofysiologie).
- Roken is negatief geassocieerd met ulceratieve colitis (bij m. Crohn is dit juist andersom).
- Dieetfactoren: melkconsumptie kan de klinische manifestatie verergeren.
- Een appendectomie heefft een negatieve associatie met CU.
Differentiaal diagnose
Anorexia nervosa
Appendicitis
Bulemia
Pseudomembraneuze colitis
Cytomegalovirus colitis
Diverticulitis
Voedselvergiftiging
Gastroenteritis, bacterieel
Gastroenteritis, viraal
Giardiasis
Intestinale radiatie
Irritable bowel syndrome
Lactose intolerantie
Peri-anale abces
Salmonellosis
Sarcoidosis
Colitis Ulcerosa (CU)
Intestinale motiliteitsstoornissen
Endometriose Yersinia enterocolitica
Intestinaal carcinoid tumor
Ileocoecale tuberculose
Systemische vasculitis
Tubo-ovarieële pathologieën
Diagnose
- Laboratoriumonderzoek
- Anaemie kan het gevolg zijn van meerdere oorzaken, zoals chronische ontsteking, chronisch bloedverlies en malabsorptie van ijzer en vitamine B-12 (foliumzuur).
- Leukocytose kan het gevolg zijn van chronische ontsteking een abces of behandeling met steroiden.
- Hypo-albuminaemie, hypocholesterolaemie, hypocalciëmie, hypomagnesaemie en hypoprothrombinemie weerspiegelen malabsorptie.
- Acute inflammatoire markers zoals C-reactief proteïne (CRP) correleren met de IBD-activiteit.De erythrocyten sedimentatie snelheid (bezinking) geeft tevens de IBD-activiteit weer.
- Faeceskweek bij langdurige diarree dient uitgevoerd te worden ter uitsluiten van pseudomembraneuze colitis (Clostridium difficile).
- Twee serologische tests zijn beschikbaar om te differentiëren tussen CU en Crohn.
- Perinuclear antineutrophil cytoplasmatische antistoffen (p-ANCA), een myeloperoxidase antigeen, wordt meer aangetoond in CU dan in Crohn. Antilichamen tegen de gist Saccharomyces cerevisiae (anti - S cerivisae antilichamen ie. ASCA]) worden daarentegen vaker aangetroffen in de ziekte van Crohn. Een positief testresultaat voor p-ANCA en een negatief resultaat voor ASCA is suggestief voor CU. Omgekeerd, een postief testresultaat voor ASCA en negatief testresultaat voor p-ANCA suggereert de aanwezigheid van de ziekte van Crohn. Echter, deze testen worden wegens hun lage specificiteit, alleen aanbevolen als een aanvulling op een klinische diagnose. Positieve resultaten worden tevens teruggevonden in andere darmziekten.
- Beeldvorming
- Op een X-BOZ kan, bij ernstige gevallen, een colondistentie gezien worden. Dit suggereert de aanwezigheid van een toxisch megacolon (CU). Tevens kunnen perforatie, obstructie en ileus gediagnosticeerd worden.
- Barium contrast onderzoeken zijn zeer nuttig bij het bepalen van de aard, de distributie en de ernst van de ziekte. Een bovenste GI-serie samen met een dunne darm passage onderzoek is de eerste diagnostische procedure van keuze bij patiënten met typische symptomen van de ziekte van Crohn. Een barium coloninloop onderzoek is behulpzaam bij de evaluatie van colonlaesies (darmwandrigiditeit, pseudodivertikels, fistels en submicosale oedeem). Dit onderzoek is niet-invasief en wordt meestal goed verdragen door de patiënt. Bij een terminale ileitis, kan het voorkomen dat mbv dit onderzoek het distale ileum niet gevisualiseerd kan worden door een spasme van de valvula Bauhini. Oedeem en ulceratie van het slijmvlies in de dunne darm wordt weergegeven als een verdikking en vervorming van de valvulae. Oedeem van de diepe lagen van de colonwand resulteert in de scheiding van de colonloops die gevuld zijn met barium. Diepe ulceraties worden radiologisch manifest als zogenaamde "cobble stones". Een ileitis kan zich tevens manifesteren als een muizenstaart t.g.v. een spasme of, meer zelden, lumenvernauwing door fibrotische strictuurvorming. Fistels kunnen aan het licht gebracht worden door bariumcontraststudies, of door het opspuiten van het fisteltraject vanaf de externe opening. Een coloninloop kan een toxisch megacolon in beeld brengen. Tevens worden de typische radiologische kenmerken van een CU in beeld gebracht worden zoals een pseudopoliepen, kleine ulcera, een smal, tubulair colon, waarbij de colonale haustrale plooien zijn verstreken.
- Een CT-scan is met name behulpzaam bij de beoordeling van extra-intestinale complicaties zoals fistels, abcessen, lever-, gal- en niercomplicaties.
- MRI blijkt superieur aan de CT bij de analyse van bekkenafwijkingen (oa. peri-anale fistels).
- De echo kan behulpzaam zijn bij de differentiatie met tubo-ovariële pathologiëen.
- Radionucleotide scans zijn nuttig indien een patiënt niet in aanmerking komt voor een coloscopie of bariumcontraststudies.
- Endoscopie
- Coloscopie. Deze is geindiceerd indien bariumcontrastonderzoek onvoldoende informatie oplevert. Aanvullende biopten maken het mogelijk om te differentiëren met maligniteiten. Ze kan tevens als therapeutisch middel gebruikt worden om bijvoorbeeld fibrotische stricturen te dilateren. CU wordt gekenmerkt door een uniforme ontstekingsreactie in het colonslijmvlies zonder tussenliggende gebieden van normaal slijmvlies. Tevens kan middels coloscopie de omvang van de ziekte in kaart gebracht worden alsmede de activiteit van de ontsteking vervolgd worden. Daarnaast kan histopathologisch gedifferentieerd worden met een colorectaal adenocarcinoom. Cave: bij een patiënt met actieve IBD bestaat er gevaar van perforatie.
- Gastroduodenoscopie kan goed gebruikt worden om te differentiëren tussen Crohn en peptische ulcera. Let op: bij 5-10% van de Crohn patiënten worden afteuze ulcera gezien in de maag en duodenum.
- Een endoscopische retrograde cholangiopancreaticografie (ERCP) wordt gebruikt als zowel diagnosticum als therapueticum bij patiënten primaire scleroserende cholangitis.
- De endoscopische echo (EUS) en magnetische resonantie cholangiopancreatografie (MRCP) kunnen ook waardevolle informatie leveren zonder invasieve complicaties.
- Histopathologie
- CU: de inflammatie is beperkt tot de mucosa en is niet transmuraal zoals bij Crohn. Van het GI-stelsel kan slechts het colon betrokken zijn. Volgens sommigen is de rectummicosa altijd aangedaan, en vandaaruit kan de colonmucosa tevens mede ontsteken. Itt Crohn is de ontsteking van de mucosa bij CU in continuum met elkaar. Er zijn dus geen eilandjes met ontstoken mucosa. Ogenschijnlijk zou dit bij coloscopie niet het geval zijn, maar histpathologisch blijkt vervolgens dat ogenschijnlijk gezonde mucosasegmenten weldegelijk ontstoken zijn. Histopathologisch worden neutrofiele infiltraten gezien met crypte-abcessen. Er zijn geen granulomata aanwezig.
- Bij Crohn betreft het een transmurale ontsteking. De transmurale ontsteking in het gehele GI-stelsel kan als fragmentarisch laesies terug te vinden zijn in histologische preparaten. Bij ca. 50% van de Crohn patiënten worden granulomata gezien. Afwezgheid van deze granulomata is geen exclusiecriterium voor Crohn!
BehandelingTot voor kort werden CU en Crohn op dezelfde manier behandeld, maar hierin is verandering gekomen. Er zijn veel overeenkomsten, maar hier en daar is de behandeling verschillend. Vandaar dat hieronder de behandelmodaliteiten afzonderlijk per pathologie worden besproken. In onderstaand overzicht kan de lezer doorlinken naar het Farmacotherapeutisch Kompas voor achtergrondinformatie van desbetreffend geneesmiddel. |
Behandeling bij Colitis ulcerosaHet doel van de behandeling is i) het induceren van klinische en endoscopische remissie en ii) het voorkomen van een heropflakkering. Immers, 40% ervaart een heropflakkering binnen 1 jaar ondanks adequate therapie. Het rectum is nagenoeg altijd betrokken en vanuit het rectum zou de ontsteking cranialiseren. Het is belangrijk om vanuit deze distributie de juiste applicatievorm van de beschikbare geneesmiddelen te kiezen. Bijvoorbeeld: bij een echte proctitis ulcerosa is het vaak afdoende om met zetpillen te werken, en heeft initiele orale toediening geen plaats (zie verder). In onderstaand overzicht kan de lezer doorlinken naar het Farmacotherapeutisch Kompas voor achtergrondinformatie van desbetreffend geneesmiddel.
Behandeling bij CrohnHet doel van de behandeling is i) de inductie van een klinische remissie en ii) preventie van heropflakkering. Immers, 70% ervaart een heropflakkering binnen 1 jaar na het staken van therapie. Derhalve, is, net zoals bij CU, een langdurige onderhoudstherapie nuttig. De vorm van therapie wordt tevens bepaald door i) de regio van het GI-stelsel dat voornamelijk is aangedaan; ii) de uitgebreidheid van de darmontstekingen; iii) de aanwezigheid van intestinale stenoses en iv) complicaties.
Geneesmiddelen die in Nederland en Belgie gebruikt worden bij IBD:
|
Follow-up |
Colitis ulcerosa
|
Operatieverslag |
Under construction |
Complicaties |
|
Bron
- Brown MO: Inflammatory bowel disease. Prim Care 1999 Mar; 26(1): 141-70[Medline].
- Froehlich F, Larequi-Lauber T, Gonvers JJ: 11. Appropriateness of colonoscopy: inflammatory bowel disease. Endoscopy 1999 Oct; 31(8): 647-53[Medline]
- Hanauer SB: Inflammatory bowel disease. N Engl J Med 1996 Mar 28; 334(13): 841-8[Medline].
- Rioux JD, Silverberg MS, Daly MJ: Genomewide search in Canadian families with inflammatory bowel disease reveals two novel susceptibility loci. Am J Hum Genet 2000 Jun; 66(6): 1863-70[Medline].
- Sands BE: Therapy of inflammatory bowel disease. Gastroenterology 2000 Feb; 118(2 Suppl 1): S68-82[Medline].
- Tremaine WJ: Collagenous colitis and lymphocytic colitis. J Clin Gastroenterol 2000 Apr; 30(3): 245-9[Medline].
- Inflammatory bowel disease. Chapter 15. In: Integrated Medical and Surgical Gastroenterology. Bohn Stafleu Van Loghum 2004